In de tegenwoordige tijd zijn de slotletters van een werkwoord afhankelijk van de hoofdpersoon. Er zijn drie vormen mogelijk: de ik-vorm, de ik-vorm + t, het hele werkwoord.
1) De ik-vorm
Je maakt de ik-vorm meestal door 'en' aan het eind van het werkwoord weg te laten:
Soms staat vóór 'en' een korte klinker + twee gelijke medeklinkers. In dat geval haal je ook een van die medeklinkers weg:
Soms staat vóór 'en' een lange klinker + een medeklinker. In dat geval komt er een klinker bij, zodat de klank ervan lang blijft:
Als het werkwoord eindigt op 'zen' of 'ven', verandert de z in een s en de v in een f:
En soms haal je alleen de n weg:
De ik-vorm komt voor bij:
2) De ik-vorm + t
Deze vorm komt voor bij:
Deze vorm komt ook voor na een verwijzend voornaamwoord (zoals die, dat) als hiermee verwezen wordt naar een enkelvoud, ook als dat 'ik' is:
Als vóór 'en' een lange klinker staat, wordt deze klinker verdubbbeld bij de ik-vorm + t
3) Het hele werkwoord
Deze vorm komt voor bij:
Er zijn enkele werkwoorden die niet aan bovenstaande regels voldoen, zoals:
Vaktermen Hoewel deze website alles graag uitlegt met zo weinig mogelijk vaktermen, noemen we voor de fijnproevers soms even een begrip van de schoolmethode.
STAM De ik-vorm van een werkwoord. Met ik-vorm wordt altijd bedoeld: de ik-vorm van de tegenwoordige tijd. Bijvoorbeeld: pak (de ik-vorm van 'pakken'). Veel taalmethodes zeggen dat de stam het werkwoord min 'en' is. Dat is niet altijd hetzelfde als de ik-vorm (hoeven: stam = hoev, ik-vorm = hoef; grazen: stam = graz, ik-vorm = graas). Andere bronnen beweren dat stam en ik-vorm hetzelfde zijn. Bovenstaand meningsverschil is extra reden om de term ik-vorm te gebruiken bij Beter Spellen.
ONVOLTOOID TEGENWOORDIGE TIJD (o.t.t.) Tegenwoordige tijd zonder voltooid deelwoord. Bijvoorbeeld: ik pak.
VOLTOOID TEGENWOORDIGE TIJD (v.t.t.) Tegenwoordige tijd met een voltooid deelwoord. Bijvoorbeeld: ik heb gepakt.
|