in samenwerking met 
Noordhoff

Inloggen bestaande gebruiker

Aanmelden nieuwe gebruiker

Naar mobiele versie


Werkwoorden | tegenwoordige tijd

In de tegenwoordige tijd zijn de slotletters van een werkwoord afhankelijk van de hoofdpersoon. Er zijn drie vormen mogelijk: de ik-vorm, de ik-vorm + t, het hele werkwoord.

 

1) De ik-vorm

Je maakt de ik-vorm meestal door 'en' aan het eind van het werkwoord weg te laten:

  • denken - ik denk
  • gieten - ik giet

Soms staat vóór 'en' een korte klinker + twee gelijke medeklinkers. In dat geval haal je ook een van die medeklinkers weg:

  • tillen - ik til
  • pakken - ik pak
  • zetten - ik zet

Soms staat vóór 'en' een lange klinker + een medeklinker. In dat geval komt er een klinker bij, zodat de klank ervan lang blijft:

  • maken - ik maak
  • heten - ik heet
  • hopen - ik hoop
  • huren - ik huur
  • kopiëren - ik kopieer

Als het werkwoord eindigt op 'zen' of 'ven', verandert de z in een s en de v in een f:

  • razen - ik raas
  • soezen - ik soes
  • bonzen - ik bons
  • draven - ik draaf
  • schroeven - ik schroef
  • durven - ik durf

En soms haal je alleen de n weg:

  • doen - ik doe
  • staan - ik sta (één a aan het eind klinkt al lang) 

 

De ik-vorm komt voor bij:

  • hoofdpersoon 'ik'
    ik pak, ik til, ik loop, ik vind
  • hoofdpersoon 'jij' achter het werkwoord:
    pak jij, til jij, loop jij, vind jij
     
    Dit geldt ook voor 'je' als je dit kunt vervangen door 'jij':
    - Pak je een koekje? (je = jij)
    - Zo til je geen zware doos op. (je = jij)
    - Waarom loop je zo hard? (je = jij)
    - Wat vind je van deze kleur? (je = jij)
     
    maar het geldt niet als 'je' kan worden vervangen door 'jou' of 'jouw', want in die gevallen is 'je' niet de hoofdpersoon van de zin:
    - Pakt je broer een koekje? (je = jouw, je broer = hoofdpersoon)
    - Hij tilt je op. (je = jou, hij = hoofdpersoon)
    - Ze loopt je ondersteboven. (je = jou, ze = hoofdpersoon)
    Vindt je moeder dat wel goed? (je = jouw, je moeder = hoofdpersoon)

2) De ik-vorm + t

Deze vorm komt voor bij:

  • hoofdpersoon 'jij' voor het werkwoord:
    jij pakt, jij tilt, jij loopt, jij vindt
  • hoofdpersoon 'u', 'hij', 'zij', 'het'
    u pakt, u tilt, u loopt, u vindt
    hij pakt, hij tilt, hij loopt, hij vindt 
     
    In het voorbeeld zie je dat de ik-vorm + t  ook geldt als de ik-vorm op een d eindigt.
    Je krijgt dan de lettercombinatie dt. Er is een aparte pagina over d of dt.
     
    Uitzondering
    Als de ik-vorm op een t eindigt, komt er geen extra t achter. (ik zit - hij zit)
    De lettercombinatie 'tt' komt niet voor aan het eind van een werkwoordsvorm.

Deze vorm komt ook voor na een verwijzend voornaamwoord (zoals die, dat) als hiermee verwezen wordt naar een enkelvoud, ook als dat 'ik' is: 

  • Hij is degene die de orders uitdeelt.
  • Ik ben degene die voorop loopt.
  • Ik ben iemand die veel calorieën verbrandt.
  • Ik ben het die pleisters plakt en wonden verbindt.

 

Als vóór 'en' een lange klinker staat, wordt deze klinker verdubbbeld bij de ik-vorm + t

  • yogaën - ik yoga, hij yogaat

 

 

3) Het hele werkwoord

Deze vorm komt voor bij:

  • alle meervouden, dus 'wij', 'jullie', 'zij':
    wij pakken, jullie tillen, zij lopen, zij vinden

Onregelmatige werkwoorden

Er zijn enkele werkwoorden die niet aan bovenstaande regels voldoen, zoals:

 

 


 

Vaktermen

Hoewel deze website alles graag uitlegt met zo weinig mogelijk vaktermen, noemen we voor de fijnproevers soms even een begrip van de schoolmethode.

 

STAM

De ik-vorm van een werkwoord. Met ik-vorm wordt altijd bedoeld: de ik-vorm van de tegenwoordige tijd.

Bijvoorbeeld: pak (de ik-vorm van 'pakken').

Veel taalmethodes zeggen dat de stam het werkwoord min 'en' is. Dat is niet altijd hetzelfde als de ik-vorm (hoeven: stam = hoev, ik-vorm = hoef; grazen: stam = graz, ik-vorm = graas). Andere bronnen beweren dat stam en ik-vorm hetzelfde zijn.

Bovenstaand meningsverschil is extra reden om de term ik-vorm te gebruiken bij Beter Spellen.

 

ONVOLTOOID TEGENWOORDIGE TIJD (o.t.t.)

Tegenwoordige tijd zonder voltooid deelwoord.

Bijvoorbeeld: ik pak.

 

VOLTOOID TEGENWOORDIGE TIJD (v.t.t.)

Tegenwoordige tijd met een voltooid deelwoord.

Bijvoorbeeld: ik heb gepakt.

 






Noordhoff Uitgevers


  

Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  Beter Afrikaans  Plus-Taaltest  

© 2010 - Beter Spellen is een initiatief van

 Martin van Toll Producties