in samenwerking met 
Noordhoff

Inloggen bestaande gebruiker

Aanmelden nieuwe gebruiker

Naar mobiele versie


Werkwoorden | voltooid deelwoord

Gebruik de regels van deze pagina pas, als je hebt vastgesteld dat het werkwoord niet meeverandert als je de hoofdpersoon in meervoud verandert. Zie meervoud maken.

 

De spelling van het voltooid deelwoord verandert niet als de hoofdpersoon wisselt tussen enkelvoud en meervoud. Op een enkele uitzondering na heeft ieder werkwoord maar één voltooid deelwoord, dat onder alle omstandigheden hetzelfde gespeld wordt.

 

Net als in de verleden tijd heb je wel te maken met zwakke en sterke werkwoorden.

 

Zwakke werkwoorden

De meeste werkwoorden horen bij de groep zwakke werkwoorden. Hierbij is het voltooid deelwoord meestal opgebouwd uit ge + ik-vorm (tegenwoordige tijd) + t of d.

 

ge + ik-vorm + t

als het werkwoord eindigt op 'ten', 'ken', 'fen', 'sen', 'chen', 'pen' of 'xen':

  • pletten - (ik plette) - ik heb geplet *
  • zweten - (ik zweette) - ik heb gezweet *
  • pakken - (ik pakte) - ik heb gepakt
  • boffen - (ik bofte) - ik heb geboft
  • missen - (ik miste) - ik heb gemist
  • pochen - (ik pochte) - ik heb gepocht
  • stappen - (ik stapte) - ik heb gestapt
  • faxen - (ik faxte) - ik heb gefaxt

* Je ziet bij pletten: als de ik-vorm al op een t eindigt, krijgt het voltooid deelwoord er geen extra t bij.

 

 

ge + ik-vorm + d

bij de overige werkwoorden:

  • tobben - (ik tobde) - ik heb getobd
  • branden - (ik brandde) - ik heb gebrand *
  • leggen - (ik legde) - ik heb gelegd
  • maaien - (ik maaide) - ik heb gemaaid
  • halen - (ik haalde) - ik heb gehaald
  • noemen - (ik noemde) - ik heb genoemd
  • lenen - (ik leende) - ik heb geleend
  • kanoën - (ik kanode) - ik heb gekanood
  • roeren - (ik roerde) - ik heb geroerd
  • schaven - (ik schaafde) - ik heb geschaafd *
  • duwen - (ik duwde) - ik heb geduwd
  • reizen - (ik reisde) - ik heb gereisd *

* Je ziet bij branden: als de ik-vorm al op een d eindigt, krijgt het voltooid deelwoord er geen extra d bij.

* Je ziet bij schaven: ook al eindigt de ik-vorm op een f, het voltooid deelwoord wordt toch met een d geschreven. 

* Je ziet bij reizen: ook al eindigt de ik-vorm op een s, het voltooid deelwoord wordt toch met een d geschreven. 

 

Wanneer t of d? Dat kun je onthouden met de regel van 't kofschip

 

 

Soms mag het allebei: t of d

Een speciaal geval is geniest en geniesd. Beide vormen zijn goed, omdat het hele werkwoord zowel niesen als niezen kan zijn:

  • niesen - (ik nieste) - ik heb geniest
  • niezen - (ik niesde) - ik heb geniesd

 

Trema bij klinkerbotsing: 'geë...' en 'geï...'

Als het voltooid deelwoord na 'ge' een e of i heeft, ontstaat een woord dat met 'gee' of 'gei' begint.

Om aan te geven dat de twee klinkers niet als een tweeklank ee of ei moeten worden uitgesproken, zet je puntjes op de tweede klinker. Zo'n trema geeft aan dat hier een nieuwe klank begint. Bijvoorbeeld:

  • echoën - geëchood
  • eisen - ik heb geëist
  • emigreren - ik ben geëmigreerd
  • ensceneren - geënsceneerd
  • erven - geërfd
  • excommuniceren - ik ben geëxcommuniceerd
  • wegebben - het is weggeëbd
  • imiteren - ik heb geïmiteerd
  • integreren - het is geïntegreerd
  • internetten - ik heb geïnternet 
     

    De puntjes staan altijd op de letter waar een nieuwe klank begint.

Bij klinkerbotsing na 'ge' gebruik je een trema (geëchood, geïmiteerd), tenzij het werkwoord is afgeleid van een afkorting. Dan gebruik je een streepje (ge-sms't, ge-ftp'd).

Bij klinkerbotsing tussen twee woorden gebruik je een streepje (thema-avond, auto-onderdeel).

 

 

Als het werkwoord begint met een voorzetsel of voorvoegsel

Sommige werkwoorden zijn samengesteld uit een voorzetsel + werkwoord.

Als het voorzetsel de klemtoon heeft, krijgt het voltooid deelwoord van die werkwoorden 'ge' ná het voorzetsel:

  • inzetten - ingezet
  • uitstallen - uitgestald
  • opgeven - opgegeven
  • overmaken - overgemaakt
  • voorzeggen - voorgezegd

Als het voorzetsel geen klemtoon heeft (onderschatten, overhoren), komt er helemaal geen 'ge' bij: 

  • onderschatten - ik heb onderschat
  • overhoren - ik heb overhoord
  • overleggen (beraadslagen) - ik heb overlegd
  • maar: overleggen (met de klemtoon op de o) - ik heb (mijn paspoort) overgelegd
    (betekent 'overhandigen', bijv. paspoort)

 

Voltooide deelwoorden zonder extra 'ge'.

Als een werkwoord al met een klemtoonloos 'ge' begint, komt er geen extra 'ge' meer bij:

  • gebeuren - het is gebeurd
  • geloven - ik heb geloofd

Dit geldt ook voor andere klemtoonloze voorvoegsels, zoals 'be', 'ver', 'her', 'mis' en 'ont'.

  • bedienen - ik heb bediend 
  • beslissen - ik heb beslist
  • bereiden - ik heb bereid (geen extra d, net als bij 'branden')
  • verdienen - ik heb verdiend
  • veranderen - ik heb veranderd
  • verzetten - ik heb verzet (geen extra t, net als bij 'pletten')
  • herinneren - ik heb herinnerd
  • herhalen - ik heb herhaald
  • mishandelen - ik heb mishandeld
  • ontlenen - ik heb ontleend

Dit zijn de instinkwoorden, want als zo'n voltooid deelwoord op een d hoort te eindigen volgens 't kofschip en je schrijft het met een t, dan is het opeens de hij-vorm van de tegenwoordige tijd (hij bedient, hij herinnert, enzovoort).

 

 

Fouten met d's en t's worden ook gemaakt op professionele websites, zoals nu.nl:

(Dit is dus fout, moet zijn 'werd .... beïnvloed', zonder t.)

 

en:

(Dit is fout, moet zijn 'als de situatie verslechtert'. Het is geen voltooid deelwoord.)

Sterke werkwoorden

Bij sommige sterke werkwoorden is het voltooid deelwoord afgeleid van de verleden tijd:

  • kopen (kocht) - ik heb gekocht

Bij sterke werkwoorden kan het voltooid deelwoord op een n eindigen:

  • lopen - ik heb gelopen
  • zien - ik heb gezien
  • staan - ik heb gestaan
  • gaan - ik ben gegaan
  • scheppen (creëren) - ik heb geschapen
  • varen - ik heb gevaren
  • vinden - ik heb gevonden

Woordenlijsten op internet

Het voert te ver om alle werkwoorden op te sommen. In een woordenlijst op internet staat bij een werkwoord vaak de verleden tijd en het voltooid deelwoord, zodat je de juiste werkwoordsvorm altijd kunt opzoeken. Er staat dan bijvoorbeeld:

  • lopen - liep - gelopen
  • kopen - kocht - gekocht
  • gaan - ging - gegaan

We noemen meer sterke werkwoorden op de pagina verleden tijd.

 


 

Vaktermen

Hoewel deze website alles graag uitlegt met zo weinig mogelijk vaktermen, noemen we voor de fijnproevers soms even een begrip van de schoolmethode.

 

STAM

De ik-vorm van een werkwoord. Met ik-vorm wordt altijd bedoeld: de ik-vorm van de tegenwoordige tijd.

Bijvoorbeeld: pak (van 'pakken').

Het voltooid deelwoord van pakken is ge + ik-vorm + t, dus ge + pak + t.

 

Veel taalmethodes zeggen dat de stam het werkwoord min 'en' is. Dat is niet altijd hetzelfde als de ik-vorm (hoeven: stam = hoev, ik-vorm = hoef; grazen: stam = graz, ik-vorm = graas). Andere bronnen beweren dat stam en ik-vorm hetzelfde zijn.

Bovenstaand meningsverschil is extra reden om de term ik-vorm te gebruiken bij Beter Spellen.

 

PERSOONSVORM = de werkwoordsvorm die verandert als de persoon verandert.

Bijvoorbeeld: hij heeft gezegd.

 

GEZEGDE = alle werkwoorden uit de zin.

Bijvoorbeeld: hij heeft gezegd

 

VOLTOOID DEELWOORD

De werkwoordsvorm die niet afhangt van meervoud en enkelvoud van de hoofdpersoon. Een voltooid deelwoord gaat altijd samen met een ander werkwoord, dat wel afhangt van de hoofdpersoon. 

Bijvoorbeeld: hij heeft gezegd

 






Noordhoff Uitgevers


  

Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  Beter Afrikaans  Plus-Taaltest  

© 2010 - Beter Spellen is een initiatief van

 Martin van Toll Producties