in samenwerking met 
Noordhoff

Inloggen bestaande gebruiker

Aanmelden nieuwe gebruiker

Naar mobiele versie


Werkwoorden | verleden tijd

In de verleden tijd kent elk werkwoord slechts twee vormen:

  • enkelvoud, ongeacht 'ik', 'jij'of 'hij'
  • meervoud

In de verleden tijd wordt vaak onderscheid gemaakt tussen zwakke en sterke werkwoorden.

 

Zwakke werkwoorden

Bij zwakke werkwoorden is de verleden tijd meestal opgebouwd uit de ik-vorm met 'te(n)' of 'de(n)' erachter. Wanneer 'te' en wanneer 'de'? Dat kun je onthouden met de regel van 't kofschip. Die regel kijkt naar de letter die in het hele werkwoord voorafgaat aan 'en'. Meestal is dat ook de laatste letter van de ik-vorm (tegenwoordige tijd), maar let op bij werkwoorden op 'ven' en 'zen'.

 

De ik-vorm + te(n)

als het werkwoord eindigt op 'ten', 'ken', 'fen', 'sen', 'chen', 'pen' of 'xen':

  • stoten - ik / jij / hij stootte - wij / jullie / zij stootten
  • pakken - ik / jij / hij pakte - wij / jullie / zij pakten
  • boffen - ik / jij / hij bofte - wij / jullie / zij boften
  • missen - ik / jij / hij miste - wij / jullie / zij misten
  • lachen - ik / jij / hij lachte - wij / jullie / zij lachten
  • stappen - ik / jij / hij stapte - wij / jullie / zij stapten
  • faxen - ik / jij / hij faxte - wij / jullie / zij faxten

Je ziet bij stoten: als de ik-vorm al op een t eindigt, komt er een extra t bij in de verleden tijd.

 

 

De ik-vorm + de(n)

bij de overige werkwoorden:

  • yogaën - ik / jij / hij yogade - wij / jullie / zij yogaden
  • tobben - ik / jij / hij tobde - wij / jullie / zij tobden
  • branden - ik / jij / hij brandde - wij / jullie / zij brandden
  • leggen - ik / jij / hij legde - wij / jullie / zij legden
  • maaien - ik / jij / hij maaide - wij / jullie / zij maaiden
  • breien -  ik / jij / hij breide - wij / jullie / zij breiden
  • halen - ik / jij / hij haalde - wij / jullie / zij haalden
  • noemen - ik / jij / hij noemde - wij / jullie / zij noemden
  • lenen - ik / jij / hij leende - wij / jullie / zij leenden
  • kanoën - ik / jij / hij kanode - wij / jullie / zij kanoden
  • roeren - ik / jij / hij roerde - wij / jullie / zij roerden
  • schaven - ik / jij / hij schaafde - wij / jullie / zij schaafden
  • duwen - ik / jij / hij duwde - wij / jullie / zij duwden
  • reizen - ik / jij / hij reisde - wij / jullie / zij reisden

Je ziet bij branden: als de ik-vorm al op een d eindigt, komt er een extra d bij in de verleden tijd.

Je ziet bij schaven: ook al eindigt de ik-vorm op een f, de verleden tijd wordt toch met een d geschreven. 

Je ziet bij reizen: ook al eindigt de ik-vorm op een s, de verleden tijd wordt toch met een d geschreven. 

 

Net als de verleden tijd van branden krijgt ook de verleden tijd van aanranden een dubbele d. Hieronder zie je dat AD.nl dat niet helemaal begrepen heeft.

(met dank aan Kim Jans)

 

Zwaar bewapende bandieten overvielen het busje van de vakantiegangers, randen reizigsters aan en gingen ervandoor met waardevolle spullen.

(Dit is dus fout.)

 

 

Soms mag het allebei: d of t.

Een speciaal geval is 'nieste' en 'niesde'. Beide vormen zijn goed, omdat het hele werkwoord zowel niesen als niezen kan zijn:

  • niesen - ik / jij / hij nieste - wij / jullie / zij niesten
  • niezen - ik / jij / hij niesde - wij / jullie / zij niesden

Sterke werkwoorden

Bij sterke werkwoorden verandert de klinker in het woord en eindigt het voltooid deelwoord vaak op 'en'.  Een paar voorbeelden:

  • lezen - las - gelezen
  • lopen - liep - gelopen
  • scheppen (creëren) - schiep - geschapen
  • varen - voer - gevaren

Er zijn werkwoorden die niet de regelmaat van zwakke werkwoorden hebben, maar toch volgens bovenstaande beschrijving ook geen sterke werkwoorden zijn, omdat het voltooid deelwoord niet eindigt op 'en':

  • gaan - ging - gegaan
  • kopen - kocht - gekocht
  • vragen - vroeg - gevraagd

De ANS (Algemene Nederlandse Spraakkunst) noemt dit half-onregelmatige werkwoorden. Bij Beter Spellen willen we het niet ingewikkelder maken dan nodig is. Wij maken onderscheid tussen zwakke en sterke werkwoorden.

 

Meer sterke werkwoorden op de pagina sterke werkwoorden.

 

Voor de spelling is het belangrijk om te weten dat ook deze werkwoorden in de verleden tijd slechts één vorm hebben voor enkelvoud en één voor meervoud. Het is 'hij vond' (en niet 'hij vondt). Hierop is één uitzondering, maar die is al behoorlijk aan het uitsterven: de gij-vorm heeft wel een toegevoegde t. Bijvoorbeeld: gij vondt, gij hadt.

 

 


 

Vaktermen

Hoewel deze website alles graag uitlegt met zo weinig mogelijk vaktermen, noemen we voor de fijnproevers soms even een begrip van de schoolmethode.

 

STAM

De ik-vorm van een werkwoord. Met ik-vorm wordt altijd bedoeld: de ik-vorm van de tegenwoordige tijd.

Bijvoorbeeld: ontmoet.

In de verleden tijd geldt: ik-vorm + te, dus ontmoet + te.

 

Veel taalmethodes zeggen dat de stam het werkwoord min "-en" is. Dat is niet altijd hetzelfde als de ik-vorm (hoeven: stam = hoev, ik-vorm = hoef; grazen: stam = graz, ik-vorm = graas). Andere bronnen beweren dat stam en ik-vorm hetzelfde zijn.

Bovenstaand meningsverschil is extra reden om de term ik-vorm te gebruiken bij Beter Spellen.

 

ONVOLTOOID VERLEDEN TIJD (o.v.t.)

Verleden tijd zonder voltooid deelwoord.

Bijvoorbeeld: ik pakte.

 

VOLTOOID VERLEDEN TIJD (v.v.t.)

Verleden tijd met een voltooid deelwoord.

Bijvoorbeeld: ik had gepakt.

 






Noordhoff Uitgevers


  

Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  Beter Afrikaans  Plus-Taaltest  

© 2010 - Beter Spellen is een initiatief van

 Martin van Toll Producties