Sommige werkwoorden bestaan grotendeels uit een afkorting waarvan de afzonderlijke letters als afkorting worden uitgesproken, zoals sms'en ('es-em-essen', een sms-bericht sturen) en msn'en ('em-es-ennen', contact hebben via MSN).
Dergelijke werkwoorden krijgen een speciale behandeling:
De vuistregel is: zorg dat zo'n afkorting herkenbaar wordt gescheiden van de rest van het woord. Voor een voltooid deelwoord betekent het dat je ge- (met streepje) ervoor zet. De werkwoorduitgangen t, d en en worden voorafgegaan door een apostrof. Zo zie je waar de afkorting ophoudt.
Tot slot geldt de regel van 't kofschip:
Enkele andere 'afkortingswerkwoorden':
* Als de uitgesproken afkorting op een ee-klank eindigt (zoals 'ceecee' en 'ertee', krijgen de verleden tijd en het voltooid deelwoord een d, net zoals: sleeën - sleede - gesleed.
Als een afkorting als woord wordt uitgesproken (app, pin) behandel je de afkorting als een ik-vorm en zijn er verder geen apostrofs nodig: appen, pinnen.