De werkwoorden kunnen, zullen, willen en hebben hebben de volgende vervoegingen:
KUNNEN
ZULLEN
WILLEN
Let op de vorm bij 'jij' en 'u'. Deze vormen hebben de voorkeur, schrijft 'Onze Taal'. Toch gebruikt men ook wel 'jij kan', 'jij zal' en 'jij wil', vooral in spreektaal en met name in Zuid-Nederland en Vlaanderen. Onze Taal raadt aan om deze vormen niet te schrijven. Bij Beter Spellen zullen we er geen opgave aan besteden, maar we geven zelf de voorkeur aan 'jij kunt', 'jij zult' en 'jij wilt'.
HEBBEN
Het werkwoord hebben heeft de volgende vervoegingen:
ik heb
jij hebt / heb jij
u hebt / hebt u (of: u heeft / heeft u)
hij/zij heeft
wij/jullie/zij hebben
Je mag bij 'u' dus 'hebt' en 'heeft' gebruiken. Onze Taal heeft voorkeur voor 'hebt', omdat dat beter aansluit bij 'u bent': het is logischer om 'u' te behandelen als 'je' (tweede persoon enkelvoud) in plaats van 'hij' (derde persoon enkelvoud).
Ook bij Beter Spellen schrijven we liever 'u hebt' (en niet 'u heeft'). We zullen er geen testvragen aan besteden.
Gehad of gekregen?
Sommige mensen gebruiken 'gehad' als ze 'gekregen' bedoelen. Het is spreektaal en volgens Van Dale niet fout, maar het leidt soms wel tot verwarring:
Zeg daarom liever 'gekregen' als je dat bedoelt.