MOB-versie | Naar grote versie





kennen, kunnen

Wat is het verschil tussen 'kennen' en 'kunnen'?

De werkwoorden 'kennen' en 'kunnen' worden nogal eens met elkaar verward. Hier zijn een paar voorbeelden om het verschil duidelijk te maken.

 

 

'Kennen' is een zwak werkwoord:

ik ken, hij kent, zij kennen, ik kende, zij kenden, ik heb gekend

  • Ik ken heel veel mensen.
  • Jij kent drie verschillende talen.
  • Henk kent alle telefoonnummers.
  • Die vrienden kennen elkaar al tien jaar.

 

'Kunnen' is een onregelmatig werkwoord:

ik kan, jij kunt (jij kan), hij kan, zij kunnen, ik kon, wij konden, ik heb gekund

(voor vervoegingen: zie ook kunt, zult, wilt, hebt)

  • Ik kan goed zwemmen.
  • Jij kunt (jij kan) Engels spreken. Henk kan heel goed telefoonnummers onthouden.
  • De leerlingen kunnen samen naar huis fietsen.

 

Onthoud: kennen is weten, kunnen is doen.

 

Bij 'kunnen' gaat het om een handeling of vaardigheid. Je ziet meestal in die zin een ander werkwoord, zoals in de zinnen hierboven.

Toch is dat niet altijd het geval, want er zijn uitdrukkingen of formuleringen waarin je geen ander werkwoord ziet, omdat dit in die formulering is weggelaten:

  • Deze spullen kunnen naar boven. (gebracht worden)
  • Dat kan iedereen. (doen)
  • Hij kan de pot op. (gaan)
  • Ze kunnen de boom in. (klimmen)

 






Help | Contact  |  Instellingen  |  


Beter Spellen  Beter Rekenen  NU Beter Engels  NU Beter Duits  NU Beter Frans  NU Beter Spaans  Beter Bijbel  Beter Afrikaans  Plus-Taaltest  

Martin van Toll Producties
in samenwerking met
Noordhoff Uitgevers