Voor veel Nederlanders is het onderwerp van deze pagina geen probleem, maar mensen die zijn opgegroeid met een andere taal en op latere leeftijd Nederlands leren, vinden dit erg moeilijk.
De woorden de, het en een worden lidwoorden genoemd.
Een zelfstandig naamwoord is een de-woord of het-woord. Dat hangt af van het geslacht van het woord. En dat is het moeilijke, want dat is iets wat je moet weten, aanvoelen of opzoeken in een woordenboek.
HET
Onzijdige woorden zijn het-woorden:
Alle verkleinwoorden (met 'je', 'tje', enzovoort) zijn onzijdig en dus het-woorden:
DE
Woorden die niet onzijdig zijn, zijn de-woorden:
EEN
Bijna alle de-woorden en het-woorden kunnen ook het lidwoord 'een' krijgen. Dat doe je als je niet specifiek één bepaald exemplaar bedoelt of als je het zelfstandige naamwoord voor het eerst noemt in je verhaal.
Bij meervouden geldt: als je niet specifiek 'de ...' bedoelt, laat je het lidwoord weg.
Ook bij niet-telbare woorden laat je het lidwoord weg als je niet specifiek 'het ...' of 'de ...' bedoelt:
Mannelijk of vrouwelijk?
Net als veel andere talen kent het Nederlands geslachten:
Er zijn geen duidelijke regels voor. Dit is iets wat je gewoon moet weten. De beste manier om het te leren is: spreek Nederlands en luister naar Nederlands.
Dit en dat, deze en die
Als je weet of iets een de-woord of het-woord is, kun je er goede zinnen mee maken:
Lees ook de uitleg over zwart/zwarte, want dat heeft hiermee te maken.
Opzoeken
Als je wilt weten of een woord een de-woord of een het-woord is, kijk dan in een woordenboek. Het staat er bijna altijd bij.
Hieronder staan wat voorbeelden waar weleens fouten mee gemaakt worden.
De-woorden:
Het-woorden:
Woorden die de-woord én het-woord zijn
Bij de volgende woorden kan 'de' en 'het' allebei: