'Giechelen' begint met een g en heeft ch in het midden. Het woord 'giechelt' hoort bij de hoofdpersoon van de zin (Greet). Het woord wordt vervoegd zoals 'ik til, hij tilt'.
Zie ook de pagina tegenwoordige tijd.

Het hele werkwoord is 'geven'. De klinker verandert in de verleden tijd: 'geeft' wordt 'gaf'.
Zie ook de pagina sterke werkwoorden.

Als het enkelvoud een korte klinker (a, e, i, o, u) heeft in de laatste lettergreep met daarachter één medeklinker, komt er in het meervoud vaak een medeklinker bij om de klank van die klinker kort te houden:
pan - pannen.
Zie ook de pagina grenzen, kansen.

'Gebouw' is een het-woord: het gebouw.

Een bijvoeglijk naamwoord krijgt een e aan het eind als het voor een het-woord staat, behalve wanneer 'het' is weggelaten of vervangen door 'een' of een onbepaald voornaamwoord: een groot gebouw, elk groot gebouw.
Zie ook de pagina zwart of zwarte.