komma
Een komma is een rustpunt in de zin, vaak een korte pauze bij hardop lezen. Je gebruikt een komma in de volgende gevallen:
- tussen bijvoeglijke naamwoorden die bij het volgende zelfstandige naamwoord horen:
Er staat een mooie, glimmende auto in de straat.
- in een opsomming (maar niet voor het woordje 'en'):
Ik heb een hond, twee katten, zes goudvissen en een konijn.
- achter een briefaanhef:
Beste Thijs,
Geachte redactie,
- rondom een aanspreking:
Bello, waar ben je?
Maar, Ruud, je moet wel je best doen.
Wat kost die fiets, meneer?
- tussen twee persoonsvormen in samengestelde zinnen:
Als je hier de hoek om gaat, kom je bij de bushalte.
Wie voldoende gegeten heeft, mag alvast opruimen.
- rondom een bijzin of toevoeging die iets meer vertelt over het zojuist genoemde:
Nick en Simon, een populair duo uit Volendam, hebben een nieuwe cd.
De benzineprijs, die al vier keer verhoogd is, jaagt de mensen de auto uit.
Wanneer een komma voor 'die' en 'dat'?
Het laatste voorbeeld heeft nog wel wat extra uitleg nodig. Je schrijft niet altijd een komma voor het woordje 'die' (of 'dat'). Het hangt van de betekenis af. Een voorbeeld:
- De kinderen, die graag naar buiten wilden, werden erg onrustig.
In dit voorbeeld wilden alle kinderen graag naar buiten.
- De kinderen die graag naar buiten wilden, werden erg onrustig.
In dit voorbeeld waren er ook andere kinderen. Die wilden niet naar buiten en werden niet onrustig.
- Het oude huis, dat op instorten staat, wordt opgeknapt.
- Het huis dat door de jury gekozen is, wordt opgeknapt.
Komma's en voegwoorden
Je schrijft een komma voor voegwoorden zoals 'omdat', 'want' en 'hoewel':
- Ik blijf thuis, omdat de timmerman komt.
- Hij is ziek, want hij heeft koorts.
- Ik kom op je verjaardag, hoewel het een hele reis is.
Je schrijft meestal geen komma voor het voegwoord 'dat':
- Ik zie dat je naar de kapper geweest bent.
- Ik heb gezegd dat het laat kan worden.
Gebruik een komma als dat de zin verduidelijkt
Je schrijft meestal geen komma voor het woordje 'en', maar soms is het wel nodig, om de betekenis van de zin te verduidelijken:
- Ik ken iemand die houdt van muziek en mensen die kunnen zingen.
- Ik ken iemand die houdt van muziek, en mensen die kunnen zingen.
In het eerste voorbeeld houdt die 'iemand' van mensen die kunnen zingen. In het tweede voorbeeld kent de ik-figuur mensen die kunnen zingen.
Altijd een spatie achter de komma
Na de komma komt altijd een spatie. Vóór de komma juist niet. Op deze manier zorg je ervoor dat aan het eind van een regel de komma altijd bij het voorafgaande woord blijft.
- Een mooie, glimmende fiets.
- Ik kom zo, maar nu nog niet.
- Hallo, hoe gaat het?
Eventuele 'aanhalingstekens sluiten' na de komma komen nog voor de spatie:
- "Ik ben wel moe," zei Fred, "maar ik loop dapper door."
Uitzondering
Na een komma in een getal komt geen spatie.